Het model voor Sociaal Ontwerpend Leren wordt in onderwijs en kinderopvang gebruikt door professionals om kinderen te begeleiden in hun leerproces en hen in elke ruimte werk te laten verzetten. Tegelijk is het hogere doel om kinderen in hun proces naar volwassenheid te begeleiden naar het zélf kunnen werken met het SOL-model. We willen de kinderen begeleiden naar een situatie waarbij ze zelf, samen met anderen, een ontwikkelopdracht kunnen formuleren, ideeën voor de uitvoering van deze ontwikkelopdracht kunnen bedenken en selecteren, deze kunnen uitvoeren en kunnen evalueren. Zo zien we een leven lang leren voor ons. We willen het SOL-model dus ook aanleren.
Net als de Plan Do Check Act-cyclus (PDCA) is het SOL-model cyclisch: je doet het telkens opnieuw en wordt steeds beter. Je wordt beter in zowel het proces als in datgene dat je wilt verbeteren of leren. We noemen dat SpiraLeren. Er zijn echter twee grote verschillen tussen SOL en PDCA. Ten eerste wordt de PLAN-fase van PDCA in het SOL-model opgedeeld in twee afzonderlijke fasen: ruimte om te verkennen en ruimte voor ideeontwikkeling. Verkennen gaat echt over het komen tot een goede vraagstelling of probleemstelling. De belangrijkste vraag is: Wat is mijn ‘ontwikkelopdracht’? En als je als professional een kind een ontwikkelopdracht hebt gegeven zijn de belangrijkste vragen voor het kind: Wat is de bedoeling? Wat wordt er van mij verwacht? Wat weet ik er al van?
In de groene idee-ontwikkelfase is er vervolgens ruimte om na te denken over hoe je het gaat aanpakken. Je kunt meteen de eerste de beste aanpak die in je opkomt uitvoeren, maar je kunt ook stilstaan bij verschillende mogelijkheden om de opdracht tot een goed einde te brengen. Juist dit creatieve proces is waardevol. Je wordt uitgedaagd om meerdere mogelijkheden te verzinnen (divergeren). Daarna moet je komen tot de selectie van waarschijnlijk de beste aanpak (convergeren). Het werk dat je in de groene ruimte verzet is in zichzelf al een leerzaam proces en nodig om later goed te kunnen evalueren.
Ten tweede stelt het SOL-model niet dat de vier onderdelen van het model elkaar netjes opvolgen. Meestal lijkt een proces een rommeltje. Het rommeltje verdwijnt echter wanneer je naar het sociaal ontwerpend leerproces leert kijken als naar tijd doorbrengen in vier verschillende kamers, waarbij je soms in de ene ruimte bent en dan weer in de andere. Je begint bijvoorbeeld in de uitvoering, maar merkt dat er iets niet lekker loopt. Dan kun je naar de groene kamer om je aanpak te herzien. Of je begint bijvoorbeeld met een idee dat je heel graag wilt doen, dan kun je van de groene naar de blauwe kamer gaan om te bedenken wat je daar van zou kunnen leren en hoe dat past bij welke ontwikkelstap je wil of moet zetten. Kortom, je kunt overal beginnen en aan het einde van een leerproces heb je in alle kamers werk verzet, dat wel.