In tegenstelling tot een halve eeuw geleden is informatie overal. De leerkracht is veel minder degene die doceert en meer de persoon die het kind helpt doseren. Een kind is veel vroeger ‘eigen-wijs’, maar raakt ook gemakkelijk overspoeld door prikkels.
Een kind heeft er daarom baat bij te leren om zelf informatie te filteren en al dan niet tot betekenis te brengen. Daarom moeten we de eigen-wijsheid, de wil van het kind helpen ontwikkelen.
Door Tom Oosterhuis
KINDEREN DIE WILLEN, KRIJGEN VOOR HUN BILLEN
Ik ben opgevoed in de jaren 60, nog net in de Zuilenmaatschappij waar ‘gehoorzaamheid’ een kernwaarde was. Een gevleugelde uitspraak uit mijn jonge jaren: “Kinderen die willen, krijgen voor hun billen.” Ik was een sterke willer en heb van mijn moeder regelmatig een pak op mijn blote billen gekregen, niet heel hard maar dan toch. Dat deel van de opvoeding is niet zo goed gelukt. Gelukkig, denk ik nu.
DE INFORMATIESAMENLEVING EN DE WILSVERRUIMING
Met de komst van het World Wide Web in 1989 en – als een van de hoogtepunten wat mij betreft – de lancering van de smartphone in 2007, was de Informatiesamenleving een feit. Redzaamheid in de Informatiesamenleving vraagt om een goed ontwikkelde wil: we weten steeds meer en dus valt er ook steeds meer te willen. De deal is wél dat we steeds meer móeten willen. We moeten steeds keuzes maken: “Wil ik er wat mee of niet?”. We moeten ook leren om onze wil op elkaar af te stemmen: “Ik wil wat en jij wilt wat, er moet wat en er kan wat. Hoe maken we hier nu samen chocola van?” Nu er wilsverruiming is, wordt ons zelf gevraagd betekenis te geven in een wereld die ons overspoelt. Hoe gaat dat proces van ‘willen’?